Watermolens blijven Vincent in 1884 intrigeren. In de herfst bezoekt hij een vierde watermolen in de omgeving van Nuenen. Dit keer moet hij een flink stuk lopen: de Genneper watermolen bevindt zich ten zuiden van Eindhoven, op zo'n 9 kilometer van zijn atelier. Hij trotseert weer en wind.
‘Dezer dagen ben ik ondanks het hier vrij terdeeg vriest nog buiten aan ’t werk aan een nogal groote studie (meer dan 1 meter) van een ouden watermolen te Gennep, aan den anderen kant van Eindhoven. Ik wil dat geheel buiten afwerken – maar ’t zal ook wel ’t laatste zijn dat ik dit jaar buiten schilder’, schrijft hij half november aan Theo.
Het bouwwerk legt hij meermaals vast. Hij werkt aan het hierboven genoemde grote doek van de molen in het landschap en maakt ook een geschilderde close up van de raderen en tevens een aquarel. Tijdens Vincents verblijf in Nuenen draaien er twee raderen, waarbij het kleine rad fungeert voor het olieslaan. De molen staat in een beekdallandschap; de Dommel en de Tongelreep komen hier samen.
In het najaar van 1884 leert Vincent de leerlooier en amateurschilder Anton Kerssemakers kennen, met wie hij de houten molen in het buurtschap Gennep schildert. Half november schrijft Vincent aan Theo dat het schilderij van de Genneper watermolen hem ‘te Eindhoven een nieuwe kennis bezorgd heeft die met alle geweld wil leeren schilderen en bij wie ik een bezoek gebragt heb en we toen zamen op slag zijn begonnen’ . Hij geeft deze zeven jaar oudere ‘kennis’ schilderles en raakt met hem bevriend. Ze schrijven elkaar, maken schildertochten en bezoeken musea in Amsterdam en Antwerpen. Kerssemakers komt bij Vincent over de vloer in zijn atelier en andersom bezoekt Vincent hem in Eindhoven.