Mislukt als hulp in de kunsthandel, onderwijzer, boekverkoper en predikant arriveert de 28-jarige Vincent van Gogh in april 1881 bij zijn ouders in de pastorie in Etten. Hij heeft geen cent te makken, maar hij weet nu precies wat hij wil: kunstschilder worden. Etten wordt zijn oefenlokaal.
De Van Gogh Kerk in Etten-Leur en het docudrama 'Vincent van Gogh, een zaaier in Etten' laten op een indrukwekkende manier zien hoe Vincent van Gogh in Etten terecht komt, hoe hij te werk gaat, wie zijn modellen zijn, hoe hij smoorverliefd wordt en de drama's die zich daarna voltrekken. Etten is een kantelpunt in het leven van Van Gogh. Het is het begin van zijn artistieke carrière.
Vincent van Gogh wordt op 30 maart 1853 geboren in Zundert, vlakbij Etten-Leur. Recht tegenover de pastorie staat de dorpsschool waar hij leert lezen en schrijven. Tekenen leert hij thuis van zijn moeder. Zij brengt hem ook de liefde voor de natuur bij. Ze wandelen heel veel. Waarschijnlijk omdat zijn moeder de omgang met de andere kinderen te ruw vindt, haalt ze hem voortijdig van school af. Op 11-jarige leeftijd gaat Vincent naar de kostschool in Zevenbergen, meestal met paard en wagen vanuit Zundert. Het opvallende gele rijtuigje passeert dan onder andere de Zwartenbergse molen in Etten-Leur. Vincent maakt in Zevenbergen in twee jaar de lagere school af en gaat daarna (1866) naar de Rijks HBS in Tilburg waar hij uitgebreid tekenles krijgt. Hij gaat in de kost bij een gastgezin. In de loop van het tweede leerjaar (1868) verlaat hij om onbekende redenen vroegtijdig de HBS en daarmee ook Tilburg. Vincent keert terug naar zijn ouders in Zundert.
Via zijn oom 'Cent' kan Vincent op zijn zestiende (1872) als leerjongen aan de slag bij de internationale kunsthandel Goupil & Cie in Den Haag. Later wordt Vincent overgeplaatst naar Goupil in Londen. Hier bezoekt hij in zijn vrije tijd beroemde musea, zoals het British Museum en The National Gallery. Hij bewondert er onder andere werk van ‘boerenschilders’ als François Millet en Jules Breton.
In 1875 wordt Vincent overgeplaatst naar Parijs en gaat hij zich steeds meer bezighouden met religie. Ondanks zijn belangstelling voor kunst vindt Vincent het werken in de kunsthandel steeds minder interessant. Zijn werkgevers bij Goupil zijn dan ook steeds minder tevreden over hem. In 1876 wordt hij ontslagen.
“ Vincent aan Theo, Parijs, december 1875 ”
"Vandaag 14 dagen hoop ik te Etten te zijn, hoe ik er naar verlang kunt gij wel denken."
Vincents ouders verhuizen in 1875 van Helvoirt naar Etten. Zijn vader, Theodorus, wordt dominee van de Nederlands Hervormde Gemeente, in de kerk die we nu de Van Gogh Kerk noemen. Etten is een boerendorp met een hoofdzakelijk rooms-katholieke bevolking. De gemeente telt rond die tijd zo'n 5.500 inwoners, waarvan er slechts zo'n 150 nederlands hervormd zijn. De familie Van Gogh heeft met name omgang met deze groep. Met Pasen en Kerstmis bezoekt Vincent zijn ouders. Na zijn ontslag bij Goupil & Cie verblijft hij in april 1876 bijna twee weken in Etten. In die periode tekent hij met potlood en pen met bruine inkt 'Pastorie en kerk te Etten'.
Vincent gaat terug naar Engeland waar hij als hulpleraar / predikant aan de slag gaat. Maar het is een baan met weinig vooruitzichten. Kerstmis 1876 brengt Vincent weer door bij zijn ouders in Etten. Op advies van zijn vader keert Vincent niet naar Engeland terug. Na een voorzet van 'Cent' kan Vincent in januari 1877 aan het werk als bediende in een boekhandel in Dordrecht. Opnieuw begint hij zich met religie bezig te houden. Zijn ouders maken zich grote zorgen: Vincent is al 24 en heeft nog steeds geen duidelijke bestemming in het leven. Na een paar maanden vinden ze het goed dat hij theologie wil gaan studeren in Amsterdam. Maar ondanks alle steun van zijn familie leidt het uiteindelijk tot niets: Vincent mist de discipline om te studeren. Hij dwaalt liever rond door de stad en maakt lange wandelingen.
“ Vincent aan Theo, Dordrecht, 1877 ”
"Tracht met Paschen te Etten te zijn, als wij weer zamen zijn zal het wel weer goed zijn."
Toch wil Vincent graag God dienen en na zijn vertrek uit Amsterdam vindt hij een nieuwe bestemming in België. In het mijngebied 'de Borinage' gaat hij aan de slag als ‘lekenprediker’. Hij geeft les, bezoekt zieken en leest voor uit de bijbel. Hij leeft er in armoede tussen de mijnwerkers. Hij wordt er ‘De Christus van de kolenmijn’ genoemd, maar slaagt niet in de opdracht een hechte geloofsgemeenschap bij elkaar te krijgen. Zijn contract wordt niet verlengd. Vincents vader schaamt zich over zijn zoons zoveelste mislukking.
“ Vincent aan Theo, Wasmes, 1878 ”
"Het volk hier heeft wel iets eigenaardigs en aantrekkelijks vanwege zijne eenvoudigheid en goedhartigheid gelijkerwijs ook het Brabantsche volk te Zundert & Etten."
In brieven aan zijn broer Theo maakt Vincent regelmatig schetsjes en tekeningen. Dat leidt tot een belangrijke ommekeer in zijn leven: Theo adviseert hem meer met tekenen te gaan doen. Vincent raakt ervan overtuigd dat hij als kunstenaar God óók kan dienen. Maar het is een sprong in het diepe, want Vincent is geen natuurtalent. In oktober 1880 verhuist hij naar Brussel en gaat hij naar de kunstacademie. Daar komt hij in contact met andere kunstenaars, waaronder Anthon van Rappard. Theo neemt de financiële zorg voor Vincent op zich. Brussel blijkt echter te duur om te wonen en Vincent wil terug naar Etten. De broers besluiten om Pa uit te nodigen en hem het grote nieuws te vertellen. Vincent schaft twee nieuwe kostuums aan, zodat hij redelijk verzorgd voor de dag kan komen. Hij weet dat Pa dat belangrijk vindt.
“ Vincent aan Theo, Brussel, april 1881 ”
"’t Goedkoopst was al ligt dat ik dezen zomer te Etten doorbragt, er is daar stof genoeg."
Het bezoek pakt goed uit! Er wordt besloten dat Vincent terugkeert naar het ouderlijk huis om zich in Etten verder als tekenaar en illustrator van boeken en tijdschriften te ontplooien. Op dinsdag 12 april 1881 vertrekt Vincent vanaf het Zuidstation in Brussel. Via Antwerpen en Roosendaal arriveert hij tegen de avond op het station in Etten. Vanaf daar wandelt hij via het Leursestraatje het dorp in, naar de pastorie van zijn ouders. Het is Pasen. Vader Theodorus is druk met het voorbereiden van de kerkdienst, maar er is ook tijd om Vincents plannen te bespreken. Pa zegt hem een heus 'atelier' toe. Hij mag het inrichten in een bijgebouwtje (de 'leerkamer') van de riante pastorie.
“ Vincent aan Theo, Etten, eind april 1881 ”
"Sedert eenige dagen ben ik hier & het is buiten mooi maar het weer laat nog niet alle dagen toe om buiten te teekenen. Ik ben intusschen begonnen aan de Millets, Le semeur is af..."
Vincent begint met het natekenen van prenten. Studies, noemt hij dat. Jean-François Millets 'Le semeur' / 'De zaaier' is zijn favoriet. Later keert het thema 'De zaaier' veelvuldig terug in Van Goghs werk. Ook andere thema's die hij in Etten oppakt, zien we na verloop van tijd terug in diverse schilderijen.
"Ik ben toch zoo blij dat het alzoo is geschikt dat ik eenigen tijd rustig hier kan werken, ik hoop zooveel studies te maken als ik maar kan want dat is het zaad waar later teekeningen van komen."
(Brief aan Theo, Etten, 1881)
“ Vincent aan Theo, Etten, mei 1881 ”
"Als het niet regent ga ik elken dag naar buiten, meest op de hei. Zoo heb ik een hut op het Heike gemaakt & ook die schuur met mosdak op den Roozendaalschen weg die ze hier de Protestantsche schuur noemen."
Bij slecht weer (of als het te warm is) werkt Vincent thuis in zijn atelier, maar zodra het weer het toelaat gaat hij met zijn tekengerei naar buiten om in de natuur te werken. Hij maakt vaak lange wandelingen. Vincent houdt van het landschap rond Etten. Zo maakt hij onder andere 'Hut op 't Heike' met zwart krijt, potlood en pen met Chinese en bruine inkt.
Vincent werkt, keihard, vaak dag en nacht, om het tekenen onder de knie te krijgen. In juni 1881 krijgt hij zijn vriend Van Rappard te logeren. Ze trekken er geregeld samen op uit, naar het Liesbos en Princenhage. Ze tekenen oude knotwilgen en bezoeken het Leurse hervormde kerkje. Ze gaan ook meerdere keren naar de hei bij Seppe, waar ze schetsen en tekeningen maken van het moeras de Passievaart.
“ Vincent aan Theo, Etten, juni 1881 ”
"Ge moet weten dat Rappard hier is geweest, een dag of 12... We zijn zamen nog al veel uitgeweest, verscheiden malen o.a. naar de hei bij Seppe, naar de zoogenaamde Passievaart, een groot moeras."
Het is hartje zomer als Vincents nicht Kee-Vos Stricker uit Amsterdam samen met haar zoontje Jan op de pastorie in Etten komt logeren. Hier probeert ze los te komen van haar verdriet over het verlies van haar echtgenoot. Het is heet en Vincent wordt smoorverliefd op haar. Hij doet haar een aanzoek. Dit leidt tot grote spanningen in de familie, maar Vincent weigert af te zien van zijn gevoelens voor Kee. Kee's "nooit neen nimmer" komt hard aan, maar hij besluit 'goeden moed' te houden.
“ Vincent aan Theo, mei 1882 (maanden nadat Vincent Kee had opgezocht bij haar ouders in Amsterdam) ”
"Ik stak mijn vingers in de vlam van de lamp en zei, laat mij haar zien... Doch zij bliezen de lamp uit geloof ik, en zeiden gij zult haar niet zien."
Vaak in betrekkelijke eenzaamheid 'ploegt' Vincent voort op zijn studies. Naast landschappen tekent hij diverse boeren, een smidse, een timmermanswinkel en een klompenmaker. In de loop van de zomer neemt de behoefte weer toe om met andere kunstenaars in contact te komen. Tijd voor 'een reisje' - zoals Vincent het noemt - naar Den Haag. Hij is onder de indruk van het panorama van Mesdag. Schilder Anton Mauve is geïntereseerd in Vincents werk en hij geeft hem tips. Volgens Van Gogh wil Mauve hem ook aan het schilderen hebben. De gedachte spreekt hem wel aan, maar de tijd is er nog niet rijp voor. Onderweg terug naar Etten stopt Vincent bij Dordrecht om de molens bij Kinderdijk te tekenen.
“ Vincent aan Theo, Etten, eind juni 1881 ”
"Tot heden ben ik nog maar uitsluitend met potlood blijven teekenen, opgewerkt of uitgehaald met de pen, desnoods met een rietpen die breeder werkt."
In Den Haag adviseert Mauve Van Gogh om meer te gaan werken met levende modellen. Het betekent een ommekeer voor Vincent. Vanaf nu kiest hij onderwerpen die Etten, zijn geboortestreek, ruimschoots te bieden heeft: Brabantse boeren aan het werk! Vincent heeft sterk het gevoel dat zijn studies hem beter inzicht gegeven hebben in het figuurtekenen.
"Tot 5 maal toe heb ik een boer met een schop, enfin “un bêcheur” geteekend in allerlei standen, twee maal een zaaier, tweemaal een meisje met een bezem. Verder eene vrouw met witte muts die aardappelen schilt & een herder op zijn stok geleund en eindelijk een ouden zieken boer op een stoel bij den haard gezeten met het hoofd in de handen en de elbogen op de knieën", schrijft hij enthousiast aan Theo.
“ Vincent aan Theo, Etten, september 1881 ”
"Spitters, zaaiers, ploegers, mannen & vrouwen moet ik nu onophoudelijk teekenen. Al wat tot het boerenleven hoort onderzoeken & teekenen. Evenals veel anderen dat deden & doen. Ik sta nu niet meer zoo magteloos voor de natuur als vroeger."
Een van Vincents eerste vaste modellen is Piet Kaufmann. De 17-jarige jongen is tuinman op de pastorie. Het is een van de vele modellen die Vincent liever niet laat poseren in zijn atelier of bij de pastorie, maar in zijn eigen omgeving, op het erf waar hij woont, aan het Leursestraatje. Liefst op het veld met een schop of een ploeg. En bij voorkeur in authentieke werkkleding. Dat vergt elke keer weer de nodige overredingskracht. De jonge Kaufmann zet hij neer als 'een zaaier' en 'een spitter'. Vincent zoekt naar een ideale voorstelling, gebaseerd op het werk van onder andere Millet.
Het feit dat Vincent goedkoop of gratis aan modellen kan komen, is een belangrijke reden waarom hij in Etten wil blijven werken. In de stad zijn modellen veel duurder.
“ Vincent aan Theo, augustus 1881 ”
"Maar wat een toer is het om de lui aan ’t verstand te brengen wat poseeren is. Boeren en burgers zijn desperaat verstokt op ’t punt waar ze niet af willen, dat n.l. men niet anders moet willen poseeren dan in zijn Zondags pak met onmogelijke plooien..."
Figuurtekenen en landschapstekenen gaan bij Vincent nu hand in hand. Oude knotwilgen worden zijn nieuwe 'modellen'. Hij vereeuwigt ze onder andere op het prachtige 'Weg met knotwilgen en man met bezem'. Hij gebruikt hiervoor potlood, krijt, pastel, waterverf, pen en bruine inkt op papier. Door het figuurtekenen ziet Vincent bomen nu op een totaal andere manier. Alsof het levende wezens zijn, met een ziel.
Zo schrijft hij er ook over aan Theo: "Hoe langer hoe meer gevoel ik dat bepaaldelijk het figuurteekenen goed is, ook indirekt ten goede werkt op ’t landschapteekenen. Als men een knotwilg teekent als ware die een levend wezen, en dat is toch eigentlijk zoo, dan volgt de omgeving vanzelf betrekkelijk als men maar al zijn aandacht geconcentreerd heeft op dien bewusten boom en niet gerust heeft voor dat er iets van het leven in kwam."
Het thema 'bomen in het landschap' laat Vincent nooit meer los.
“ Vincent aan Anthon van Rappard, oktober 1881 ”
"Weet ge wat dezer dagen prachtig mooi is, de weg naar ’t station & naar de Leur met die oude knotwilgen, ge hebt er zelf een sepia van. Hoe mooi die boomen nu zijn kan ik U niet zeggen. Heb een stuk of 7 groote studies van enkele stammen gemaakt."
Ook na het vertrek van Kee Vos van Etten naar Amsterdam blijft Vincent haar maandenlang bestoken met brieven. Hij schrijft vol vuur over de ware liefde. Theo steunt zijn broer. In een brief aan hun ouders vraagt hij om begrip voor Vincents gevoelens. Theo stuurt Vincent geld, zodat Vincent Kee op kan zoeken in Amsterdam. Deze missie loopt tegen het einde van 1881 uit op een debacle en een nóg grotere ruzie in de familie. Vincent gaat naar Den Haag. Schilder Anton Mauve moedigt hem aan om te gaan werken met verf. Mauve had Vincent in oktober al een schilderskist met potjes olieverf en schilderskwasten cadeau gedaan. In november verbleef hij enige weken in het atelier van Mauve in Den Haag. Hier schilderde hij zijn eerste werken met olieverf, drie stillevens waaronder 'Stilleven met kool en klompen'. Na bijna een maand in Den Haag raakt Vincent zijn geld op. Vlak voor de kerstdagen keert hij daarom terug naar Etten.
“ Vincent aan Theo, 18 december 1881 ”
"En Mauve heeft mij dingen gewezen en gezegd die ik wel niet zoo maar op eens doen kan maar die ik langzamerhand wel zal in praktijk brengen. Maar ik moet terdeeg doorwerken, en als ik weer te Etten ben zullen er een paar veranderingen noodig zijn..."
Vincent neemt zich voor om de hele winter in Etten te blijven wonen en werken. Maar eenmaal thuis op de pastorie in Etten loopt het volledig uit de hand tussen hem en zijn vader. De kwestie 'Kee Vos', het feit dat Vincent "zoo schrikkelijk veel" had verteerd in Den Haag en dat zijn oudste zoon tot op heden nog steeds niet succesvol was, irriteert Pa enorm. Als Vincent weigert om met Kerst de dienst van zijn vader in de kerk bij te wonen, barst de bom. Theodorus zet Vincent het huis uit.
Na de breuk met zijn vader gaat Vincent onmiddelijk terug naar Den Haag. Hier werkt hij met Anton Mauve verder aan zijn carrière als schilder. Hij keert nooit meer terug naar Etten. Slechts drie maanden later verlaten - na zeven jaar - ook zijn ouders het dorp. Theodorus heeft een aanstelling als dominee in Nuenen gekregen.
Later schrijft Vincent nog regelmatig over Etten. Ruim zes jaar na zijn vertrek vraag Vincent vanuit het Zuid-Franse stadje Arles aan zijn moeder om hem nog eens wat Ettense schetsen te sturen. Bevriend schilder Paul Gaugain moedigt Vincent aan om wat vaker vanuit de verbeelding te gaan schilderen. Vanuit die gedachte creëert hij het nostalgische doek 'Herinnering aan de tuin in Etten' / 'Souvenir du jardin à Etten'. Het is Vincents tastbare en dierbare herinnering aan zijn tijd Etten.
“ Vincent aan Willemien, november 1888 ”
"Zo, ik weet dat het misschien nauwelijks gelijkend is, maar voor mij geeft het het poëtische karakter en de stijl weer van de tuin zoals ik die voel."