De tantes Antje, Doortje en Mietje zijn niet de eerstvolgende Van Goghs die na het domineesgezin in Helvoirt neerstrijken. Ruim een jaar na hun inschrijving in de gemeente verhuist namelijk een zus van Theodorus, Geertruida Johanna (‘Truitje', 1826-1891) van Gogh naar het dorp. Op 29 april 1872 betrekt zij samen met haar man Abraham Anthonie 's Graeuwen, een gepensioneerde Kapitein-Luitenant ter Zee, de woning Molenhuize (later Huize Rozen-Haeghe genaamd) aan de Molenstraat. Deze statige ‘fabrikantenvilla’ wordt in 1960 gesloopt.
In 1883 zal ook oom Johannes (Jan) van Gogh (1817-1885) naar Helvoirt verhuizen. In zijn werkzame leven is hij bij de Nederlandse marine opgeklommen tot vice-admiraal en schout-bij-nacht. Voor zijn verdiensten ontvangt hij de hoogste onderscheiding, de Militaire Willems-Orde. Van zijn verre reizen neemt hij geschenken mee voor de kinderen van zijn broer Theodorus, met wie hij een hechte band heeft. Zo krijgt de familie een Makassaarse hond, genaamd Fédor, uit Indië. Als directeur van de Amsterdamse Marinewerf biedt hij in 1877-1878 onderdak aan zijn neef Vincent, die in de hoofdstad een vooropleiding theologie volgt. Zo speelt hij een belangrijke rol in Vincents leven. Na zijn pensionering trekt hij zich terug in Helvoirt bij zijn zus Truitje in huize Rozen-Haege. Oom Jan is bevriend met haar echtgenoot Bram 's Graeuwen, die ook in hoge functie op zee heeft gewerkt. Twee jaar na zijn verhuizing naar Helvoirt overlijdt oom Jan. Op initiatief van zijn zwager en marinevrienden krijgt hij in 1886 een rijke grafzuil op de begraafplaats van de Hervormde Kerk, waar ook tante Doortje en tante Antje zijn begraven.
Terwijl in Helvoirt steeds meer familie komt wonen, ontvangt dominee Van Gogh een aantrekkelijk verzoek om in Etten te komen werken. Het gezin gaat erop in; het aanbod is beter en de levenswijze is er goedkoper en eenvoudiger, aldus moeder Van Gogh. Op 17 oktober 1875 spreekt Theodorus zijn afscheidspreek uit, waarna het gezin Helvoirt verlaat. In oktober 1884 zou vader opnieuw worden gevraagd als dominee te Helvoirt, maar ondanks de herinnering aan zijn prettige verblijf, besluit hij niet terug te keren.