De Nederlands Hervormde Kerk in Leur dateert uit 1614 en is een rijksmonument. Het gebouw staat op de hoek van de Lange Brugstraat en het (huidige) Van Bergenplein. Vroeger stroomde voorlangs de Leurse Vaart, die in de jaren zestig van de twintigste eeuw is gedempt. Het interieur van de kerk bevat drie versierde tekstborden (1616-1648), kerkbanken met neogotische briefpanelen en een orgel van Jacobus Zeemans (1716). Het is tegenwoordig in gebruik als trouwkerkje.
In het begin van de 17e eeuw woonden er al een behoorlijk aantal Hervormden op de Leur. Omdat zij geen eigen kerk hadden, kerkten zij in Breda. De aanwas van leden werd zo groot dat zij reeds op Kerstdag 1612 hun eerste kerkenraad, bestaande uit vier ouderlingen en twee diakenen, kozen. Op 10 juni 1614 werd de eerste predikant van de gemeente, Ds. Gualterus Gerbrandi Pomeranus, in zijn ambt bevestigd.
De gemeente had nu wel een eigen dominee maar nog geen kerk. Onmiddellijk na zijn aanstelling ging Pomeranus aan de slag om een kerk te bouwen. Samen met een ouderling ondernam hij een aantal bedeltochten door de gewesten van het land. Hij haalde daarbij 1819 guldens en 8 stuivers op, een formidabel bedrag voor die tijd. Met toestemming van Prins Maurits mocht het hout, dat nodig was voor de bouw, gekapt worden in het nabij gelegen Liesbos.
Zelf kochten de Hervormden een stuk grond op de hoek van het huidige van Bergenplein en de Lange Brugstraat. Hier had de Rooms Katholieke kapel gestaan die in 1584 tijdens de 80-jarige oorlog was platgebrand. Verder kochten ze nog het er naast gelegen huis met erf en de bouw kon beginnen. In 1615 kon de kerk in gebruik worden genomen. Tot de vrede van Munster, in 1648, vervulde het kerkje een regiofunctie en kerkten er de protestanten uit Etten, Hoeven, Sprundel, Princenhage en de Beek. Dat was na 1648 niet langer nodig omdat zij de katholieke kerken in die plaatsen kregen toegewezen.
Het kerkje is de afgelopen 400 jaar diverse keren verbouwd en gerestaureerd. De grootste verbouwing vond plaats in 1791. De twee daken werden vervangen door één dak. Praktisch al die jaren werd het gebouw door de protestantse gemeente onderhouden, alleen na 1648 tot de Franse revolutie, werd het onderhoud verzorgd door de lokale overheid mede door toedoen van de op macht beluste schout Cornelis Cornkoper.
In het verloop van de twintigste eeuw werd de financiële positie van de gemeente steeds penibeler en werd het onderhoud van de kerk een te zware
last. Op 30 juni 1952 kwamen de kerkbesturen van de gemeenten Etten en Leur in vergadering bij elkaar en besloten te gaan samenwerken. Gezamenlijk stelden zij een dominee aan die zowel in Etten als in Leur zou preken. Op 1 september 1965 werden de gemeenten volledig samen gevoegd en werd het kerkje in Leur niet meer voor de eredienst gebruikt. Tot de in gebruikname van het nieuwe kerkelijk centrum De Baai in 1970 waren de protestanten van Leur aangewezen op de kerk in Etten. Voor een symbolisch bedrag werd het kerkje overgedragen aan de gemeente Etten-Leur . Na een grondige restauratie werd de voormalige Nederlands hervormde kerk van Leur op 19 juni 1971 als gemeentelijk trouwkerkje in gebruik genomen.
In de kerk bevindt zich een bijzonder Jacobus Zeemansorgel uit 1716 met een prachtige klank. Vooraan staat nog steeds de eiken preekstoel met lijstpanelen, een doophek en koperen lessenaar, alle uit ca. 1650. Uniek zijn ook de drie tekstborden met frontons en vleugelstukken beschilderd met schepen en landschappen met de teksten, de Tien Geboden (1616), de Geloofsbelijdenis (1643) en het Onze Vader (1648). Verder bevinden zich in het kerkje nog enige oude grafstenen uit eind 17e begin 18e eeuw, o.a. van de familie van schout Cornelis Cornkoper. Sinds 1992 hangt in het kerktorentje een carillon.
In de zomer van 1881 komt Van Rappard op bezoek bij de familie Van Gogh op de pastorie in Etten. Ze zijn bevriend geraakt in Brussel en sindsdien met elkaar blijven corresponderen. Vincent is verheugd dat hij in Etten komt logeren. Samen bezoeken ze de Nederlands Hervormde Kerk in Leur. Van Rappard maakt bij deze gelegenheid een tekening.
‘Ik denk nog zoo dikwijls om dien voorlezer dien ge onder de preek van den WelEerw. Zeergel. Heer Ds Kam hebt geteekend’ , schrijft Vincent hem nadien.
Dominee jan Gerrit Kam is een goede bekende en collega van Vincents vader. Bij afwezigheid of ziekte nemen beide dominees voor elkaar waar. Vincent bericht daarover aan Theo: ‘Gisteren is Pa naar Zundert geweest & Moe ging mede ─ ook Cor & ik een eind tot aan de Sprundelsche heide & wandelden zamen terug. S’middags preekte Ds Kam hier voor Pa zoodat Pa & Moe eens wat langer te Zundert konden blijven & niet zoo gehaast waren & in het terugkomen nog eens te Prinsenhage konden aangaan. Tegen het etensuur kwamen zij terug, juist toen ik met Ds Kam nog een eind de Leursche weg was opgewandeld.’
De relatie tussen de families is hecht. Een van de fotoalbums in het archief van de familie Kam bevat een portretfoto van dominee Theodorus van Gogh. De twee jongsten uit het gezin Van Gogh, Willemien en Cor, krijgen scholing ten huize van dominee Kam, omdat die een gouverneur in dienst heeft. Vincent trekt tijdens zijn verblijf op de pastorie in Etten geregeld op met de kinderen van dominee Kam, die evenals hijzelf artistieke ambities koesteren. Hij gaat met ze uit tekenen in de omgeving.In het archief van de familie Kam zijn diverse schetsboeken bewaard gebleven van Jan Benjamin, zijn broer Willem Hendrik en zuster Catharina Cornelia met tekeningen die rond 1881 in Etten en Leur zijn gemaakt. Een aantal voorstellingen van landschappen en modellen tonen treffende gelijkenis met tekeningen van Vincent. Zo bevat een schetsboek van Catharina Cornelia een potloodtekening van een aardappelschillende boerin die sterk lijkt op een model dat Vincent in Etten-Leur tekent.